Minister Dekker heeft onlangs in de Tweede Kamer (Commissie van 30 september) verklaard dat hij van mening is dat er de mogelijkheid moet zijn om je zaak in de Friese taal te bepleiten, dat dat goed geregeld moet zijn, dat hij daar verantwoordelijk voor is en dat hij er voor staat. De minister zou signalen hebben gekregen dat dit kan worden geregeld. De FNP spreekt hem hier nu op aan en sommeert de regering ‘binnen een redelijke termijn' van 6 maanden de Wet wat betreft het Fries in de processen-verbaal in orde te brengen.
Sijbe Knol: ‘Het betreffende artikel 14 is nooit officieel in het Staatsblad gekomen. Bij het aannemen van de Wet in 2013 heeft het Rijk vijf jaar uitstel gekregen om te overleggen met de rechterlijke macht. In 2019 had dat klaar moeten zijn. Maar rijk, rechtbank en provincie Fryslân zijn nog steeds met een soort nulmeting bezig. Hoe het er nu echt voor staat met het geschreven Fries in het rechtsverkeer is nog nooit met harde cijfers aangetoond. Een uitvoeringsplan is er ook nog steeds niet.'
Navraag in juridische kringen in Leeuwarden leert dat wat bij de rechtbank en het gerechtshof in het Fries gezegd is ‘soms, maar meestal niet' in het Fries wordt opgeschreven zoals de Wet vereist. Knol: ‘Het lijkt nu van toeval af te hangen en of er op zo'n dag iemand aanwezig is die het Fries schriftelijk beheerst. Maar zoiets moet natuurlijk structureel goed geregeld zijn, zoals de minister ook zegt. Dus wij dringen er op aan dat - naast de kwestie met het mondelinge Fries en de tolken in de rechtbank - ook het schriftelijke Fries nu definitief wordt geborgd en in de praktijk uitgevoerd.'